Een dag met Marcouch

Een dag met Marcouch

Wilders kwam hem persoonlijk welkom heten in Arnhem – ‘deze man willen we hier niet’. Maar die tijd ligt lang achter ons. Ahmed Marcouch is de burgervader van Arnhem. De man die veteranen alsnog een plek geeft op de Airborne herdenking, die alle verenigingen in de stad bezoekt en wordt toegejuicht door Vitesse-supporters als hij de tribunes van het GelreDome op loopt. Tijd om hem op te zoeken.

Stipt om elf uur komt hij aanrijden. Samen met chauffeur Eddie en zijn kabinetschef Susanne. Vakkundig drapeert Eddie de ambtsketen van Arnhem om de nek van Ahmed Marcouch. ‘Zo zit-ie goed burgemeester.’ De burgervader gaat op verjaardagsvisite bij de 100-jarige mevrouw De Ruiter-Steinfort, inwoonster van een woonzorgcentrum in de stad.

Marcouch: ‘Goedemorgen. Heeft u allemaal goed geslapen?’ ‘Hallooo!,’ roepen de inwoners van het centrum terug. We nemen de lift naar de derde verdieping, waar mevrouw De Ruiter-Steinfort haar verjaardag viert. Het is een drukke bedoening in haar kleine appartement. Maar Marcouch heeft meteen de volle aandacht voor de jarige. Ze praten over het kinderboek Alleen in huis dat Ruiter-Steinfort op haar 18e schreef. ‘Een soort voorloper van Home Alone,’ reageert de burgemeester, ‘moet ik harder praten?’ Als Marcouch vraagt naar haar heldhaftige verzetsverleden reageert mevrouw abrupt en enthousiast: ‘Wat een prachtige ketting draagt u, burgemeester.’

Mooi vak, burgemeester!
‘Ja, ik vind het mooi dat je viert wat er te vieren valt met de mensen in de stad. Maar ik wil er juist ook zijn voor mensen als er leed is in de stad. Als iemand slachtoffer is van een straatroof of er brand uitbreekt. Ook dan vind ik het belangrijk om persoonlijk contact te hebben. Dan ga ik langs of bel ik.’

Arnhem is een echte energiestad. Dat had tot voor kort iets ouderwets, maar dat wordt door de klimaatdiscussie per dag relevanter.

Dus de rol van burgemeester bevalt je goed?
‘Ja, het is boeiend werk, omdat je een gemeenschap van 160.000 Arnhemmers vooruit kunt helpen. Arnhem is een veelbelovende stad met de uitdagingen en de potentie van een hele grote stad. Het is een echte energiestad, met trolleybussen en energiefabrieken. Dat had tot voor kort iets ouderwets, maar nu met de klimaatdiscussie en de situatie in Groningen wordt het per dag relevanter.’

Wat is je favoriete plek in de stad?
‘Als je vanuit het station het Sonsbeekpark inloopt en rechtdoor blijft lopen, dan kom je nooit meer de natuur uit. Zo groot is het park. En er zijn veel heuvels. Voor een jongen die uit de bergen komt, is dat natuurlijk één en al nostalgie.’

Ja, voelt dat zo?
‘Zeker, tot mijn tiende woonde ik in Boughafern (ten westen van Nador, Marokko. red.) omgeven door heuvels en stromende beekjes, tussen de druivengaarden en vijgenbomen. Ik werd er al heel snel volwassen. Op mijn zesde moest ik dagelijks met allerlei tankjes op een ezeltje water halen uit het ravijn. Als ik hier langs de Sint-Jansbeek loop, denk ik er met nostalgie aan terug. Het kan heel goed een geromantiseerde nostalgie zijn, maar het prikkelt me wel.

Als tiener kwam ik hier al met vrienden van de Amsterdamse jongerenvereniging. Dan kampeerden we in de omgeving in bungalows. Ik vond het heel bijzonder om het Nationale Park in te lopen, een fiets te pakken en rond te fietsen.’

De Veluwe?
‘Ja, de Hoge Veluwe. Die hoort ook bij ons.’

Bijdragen aan de samenleving is niet alleen belasting betalen.

Met welke opdracht voor jezelf begon je hier als burgemeester?
‘De opdracht die ik voor mezelf zie, is in essentie niet veranderd: ik wil dat mensen vanuit hun eigenwaarde hun leven mooi vorm kunnen geven, zoals ik zelf daar ook de kans voor kreeg. Zodat zij zichzelf kunnen zijn. Daar is voor nodig dat mensen veilig en vrij zijn, prima onderwijs krijgen en het vooruitzicht op werk hebben.

Mensen moeten zelf hun kans zien en waar maken. Velen lukt dat, anderen hebben echt een zetje omhoog nodig. Ik zie mijn rol in die zin ook als een soort van ombudsman, die aan de ene kant het systeem bekritiseert en daarbuiten wil kunnen treden en aan de andere kant ook de burger aanspreekt op de contributie aan de samenleving die van iedereen wordt verwacht. Dat doe je net als ikzelf door te werken, naar school te gaan, te participeren in de samenleving. Bijdragen aan de samenleving is niet alleen belasting betalen. Burgerschap is geen kerk waar je bij een collecte wat in een zakje doet en vervolgens denkt: ik ga achteroverleunen.’

Gebeurt dat?
‘Er zijn mensen die de neiging hebben te zeggen: ‘Ik betaal belasting, zorg ervoor dat ik niet geconfronteerd word met alle maatschappelijke problemen.’ Maar zo werkt het niet, dat is niet genoeg. We hebben aandacht, betrokkenheid nodig. Want hier zitten de verbindingen die uiteindelijk onze samenleving het weefsel geven dat niet met geld te realiseren is.’

We lunchen en praten in café-restaurant JANS’ in het centrum van Arnhem, pal voor het beroemde Musis Sacrum, het huis van het Gelders Orkest. ‘Een echt Arnhems icoon, waarvan de geschiedenis met grote musici teruggaat tot 1847,’ vertelt de overtuigende stad-verkoper Marcouch.

Na drie kwartier benen we in straffe draf naar het stadhuis. In de statige burgemeesterskamer concentreert Marcouch zich op zijn verhaal. De burgemeester onthult die middag het Joods monument op de Jonas Daniël Meijerplaats. Met het monument herdenkt Arnhem het wegvoeren van 1.500 Arnhemse Joden naar concentratiekampen. Slechts weinigen keerden terug.

Hoe belangrijk is de onthulling van dit monument voor je?
‘Toen ik hier twee jaar geleden kwam, ontdekte ik dat we een synagoge hebben in Arnhem. De synagoge en de Joodse gemeenschap zijn in de stad echter vrijwel onzichtbaar. Dat deel van de geschiedenis van Arnhem kwam niet heel sterk terug in de manier waarop we stilstaan bij de Tweede Wereldoorlog. Onze herdenkingen van de oorlog zijn grotendeels gericht op de Airborne, de Slag bij Arnhem en het bedanken van de veteranen voor hun inzet. Maar dat gaat niet over het leed van de Arnhemmers, over hun evacuatie en het offer dat ze hebben gebracht in de oorlog. Het verhaal van de Joodse gemeenschap hoort daar voor mij ook bij. Met dit herdenkingsmonument maken we de gemeenschap en haar verhaal zichtbaar in het centrum van de stad. Die zichtbaarheid betekent ook kunnen zijn wie je bent. Je kunt een leven in eigenheid, dat ook van waarde is voor anderen alleen maar leven als je jezelf kunt zijn, als je bestaat en niet verdwijnt in onzichtbaarheid. Als bestuurder moet je betekenis geven aan die vrijheid.’

Wat heeft ervoor gezorgd dat jij jezelf kunt zijn?
‘Het is een ontwikkeling die je doormaakt, waarin je uiteindelijk jezelf leert kennen. Waarbij je ook heel bewust afscheid neemt van een aantal ketens.’

Ik doe noch laat dingen om wat anderen ervan zouden kunnen zeggen.

Zoals?
‘Bepaalde vastgelopen tradities, gebruiken die doel op zichzelf werden, achterhaalde opvattingen over dingen. Als je opgroeit met het idee dat je leven bepaald wordt door de reactie van anderen, ontstaan er taboes. Vanaf mijn tienerjaren tot het einde van mijn twintiger-jaren heb ik geworsteld en veel nagedacht over die beknellingen en hoe ik er los van moest komen. Ik leerde te relativeren wat anderen van mij vonden. Ik heb op een gegeven moment zelf de conclusie getrokken: ‘Ik doe noch laat dingen om wat anderen ervan zouden kunnen zeggen.’

Marcouch zit ondertussen op de punt van zijn stoel.

Ik hoor strijd in je stem als je hierover vertelt.
‘Vrijheid betekent dat je je eigen keuze moet kunnen maken. Een ander heeft niet het recht om ongevraagd een wijze van leven aan jou op te leggen. Het kan je leven cruciale fases ontnemen. Denk aan een jongen die niet kan kiezen om bij de politie te gaan werken omdat zijn omgeving dat niet accepteert. Of aan een vrouw die op haar 35ste nog thuis woont en niet de vrijheid heeft gekregen om eigen keuzes te maken. Ik vind dat wij met ons allen deze mensen elke keer moeten laten zien dat zij er niet alleen voor staan. Dat is verheffing, ons sociaaldemocratische ideaal. Mensen in staat stellen vanuit hun diepe kracht keuzes te laten maken.

Als je gelooft, moet je kunnen vertellen dat je gelovig bent. Als je homo bent, moet je kunnen liefhebben. En als je als Nederlands-Marokkaans voetballer de keuze maakt om te gaan voetballen voor het Nederlands elftal, dan moet dat kunnen. Dan mogen we niet toestaan dat hij beschimpt wordt. Dat maakt indruk op zo’n jongen, dat raakt hem diep. Ik weet dat, ik voel het. Dan voel ik de noodzaak en de urgentie op te komen voor de vrijheid van zo’n jongen om zichzelf waar te maken.’

Als burgemeester is Ahmed Marcouch op zijn best.

Marcouch zet zijn keppeltje op zijn hoofd. ‘Op Twitter krijg ik natuurlijk weer veel negatieve reacties als ze de foto’s straks zien.’ Hij herhaalt zijn adagium: ‘Ik wil dit doen. Ik doe noch laat dingen vanwege de mening van anderen.’

Burgemeester Marcouch en opperrabbijn Binyomin Jacobs lopen voorop in de indrukwekkende stoet inwoners richting het monument. Tweehonderd mensen verzamelen zich rondom de plek, waar Marcouch midden tussen de mensen plaatsneemt. Tijdens het interview zit hij op de punt van zijn stoel met aandacht te luisteren naar de sprekers. Tot hij zelf moet spreken.

‘Beste mensen, ik sta hier als vrij man, geboren in Marokko en draag een keppeltje. Uit eerbied, respect en de broederschap die ik met u voel. Mijn verworvenheid te kunnen zijn wie ik ben, te geloven wat ik geloof en te zeggen waar ik voor sta, is niet vrijblijvend. Het verplicht mij deze ook te verdedigen voor de ander. Laten we dit nieuwe monument als vertrekpunt nemen om al kijkend onder ogen te zien wat hier gebeurd is en al luisterend onder de huid te krijgen dat alles van waarde verloren gaat als wij onze vrijheid niet ook aan anderen gunnen. Dan lopen we straks allemaal anders door Arnhem, onze stad waar wij elkaars eigenheid beschermen.’