Buiten spel. Terwijl je aan het spelen bent….

Buiten spel. Terwijl je aan het spelen bent….

Eerder, na aankomst in Doetinchem ontmoette ik drie ZZp-ers twee vrouwen en een heer van middelbare leeftijd, die in een hippe commerciële bedrijfsruimte elkaar op gezette tijden ontmoeten. Alle drie hopen ze een volaardig inkomen te verwerven, met trainingen en coaching. De een met het accent op leefstijl, de ander op het gebied van ‘de zorg’ en gemeentelijk beleid, en de derde, de meneer, op het gebied van levensstijl. Geen van drieën kan zich een arbeidsongeschiktheid verzekering permitteren, of een pensioenpremie. Maar geen van drieën heeft enige vorm van twijfel aan de eigen mogelijkheden. Of dat terecht is, zal de tijd moeten uitwijzen.
Daarna fietste ik naar Wehl, naar het Domus van het Leger des Heils, waar ik zeven jaar geleden, tien dagen na de opening van de dak en thuislozen opvang ook al eens een nacht te gast was. Die opvang werd door een deel van de bewoners van Wehl niet gepruimd. Zij wensten geen landlopers in hun dorp. In de loop van de voorbije jaren is die houding niet veranderd.
Zeven jaar later ben ik opnieuw te gast in het Domus, en word hier even hartelijk ontvangen als de eerste keer. In plaats van zwervers en verwaarloosde mannen, zijn de bewoners nu verslaafde mensen die soms ook lijden aan een psychische stoornis. Dat deze groep mensen hier nu onderdak vindt, heeft alles te maken met de grote veranderingen die in de zorg zijn doorgevoerd, de jongste jaren. Psychiatrische instellingen en zorgverzekeraars hebben er voor gekozen mensen zo lang en zo vaak als mogelijk ‘thuis’ te verzorgen. Dat wil zeggen dat voor velen er geen plaats meer is in een instelling. Wie dan geen thuis kan vinden, komt op straat terecht. Voor die mensen biedt het Leger des Heils onderdak. In het Domus vinden zij een adres, veiligheid, rust en vertrouwen, krijgen een goede maaltijd krijgen en kunnen zich fatsoenlijk verzorgen. Ook wordt er op gelet dat de bewoners hun medicijnen op tijd en juist innemen. Majoor Bosschardt was met haar werk op de Amsterdamse Wallen, decennialang en landelijk geliefd boegbeeld van het Leger. Maar in Wehl wordt ook na zeven jaar, in het dorp heel anders over het Leger des Heils gedacht. Met afschuw wordt gesproken over de mensen waarvoor het Leger een schuilplaats biedt; zij wijzen naar een incident, vorige zomer, op straat, toen een van de bewoners met een mes liep te zwaaien.
Naast de voordeur van de 19e eeuwse villa waar het Domus is gevestigd, is het kantoor van het team dat voor de twaalf mannen en drie vrouwen zorgt. Ik tref er Marjan, die leiding geeft aan het team van elf begeleiders. Tabbe (25 jaar) en Valerie (26) zijn begeleiders en werken hun dossiers bij aan het bureau. Marjan is afkomstig uit de Achterhoek, begrijpt de mentaliteit van de mensen in die regio en sinds enige tijd hier werkzaam. Ze vertelt dat de huidige bewoners een zwaardere problematiek met zich mee dragen, dan de mensen, die in de eerste periode werden opgevangen. Dat maakt de zorg ook zwaarder. “We zijn er van af gestapt om mensen te verbieden in Domus te gebruiken. We zijn blij wanneer de bewoners het gebruik onder controle kunnen krijgen en wie weet, kleine stapjes vooruit kunnen zetten. De meesten zijn aan drank verslaafd en anderen aan drugs, sommigen aan beiden. Bij sommige bewoners spelen er ook psychische problemen en persoonlijkheidsstoornissen. Dat is niet niks. Maar we hebben een geweldig team, met een mix van ervaren en jongen mensen en allemaal met een groot hart voor de bewoners. Ik ben er reuze trots op.”
Het pand, een 19e eeuwse voormalige burgemeesters woning, is in de loop van de voorbije zeven jaar verbouwd, ontdek ik, terwijl we naar de eerste verdieping gaan, waar ik terecht kan in een eenvoudige kamer: een bed, een wastafel een kast en een lampje aan het plafond. Ik zet mijn spullen neer, en ga naar de eetzaal, die nu onder in het pand is.. Op de plaats van de vroegere eetzaal, die uitzag op de tuin, zijn nu kamers gebouwd. De gemeenschappelijke woonkamer is nog wel hetzelfde; zelfs de televisie, die nog steeds een analoog signaal ontvangt, is er nog. Maar wat ook op valt is dat het huis eigenlijk uitgewoond is, op, afgeleefd.
Tijdens het avondeten schuiven niet alle bewoners aan; een aantal blijft op de eigen kamer. Maar de noedels met kip en kruiden en groeten smaken heerlijk. Na het eten opnieuw in het kantoor praat ik nog een poosje met Tabbe en Valerie. Ze praten met grote betrokkenheid over de bewoners. Hoe moeilijk het gedrag soms ook is, toch zien zij hen elke dag opnieuw als mooie mensen. Valerie zegt: “Wat ik het bijzonderste vind is dat iedere bewoner een talent heeft, iedereen heeft een unieke kwaliteit. De een kan geweldig schilderen; de ander rappen en een volgende kan weer geweldig koken. Niemand heeft er voor gekozen om verslaafd te zijn; niemand wil als kind dit leven. Maar het loopt soms zo als het loopt. Deze mensen zijn en ze verdienen onze aandacht en zorg.”
Tabbe op zijn beurt is in gesprek met een van de bewoonsters, een moeder van twee kinderen. Haar kinderen worden door opa en oma opgevangen en opgevoed. De moeder heeft vandaag te horen gekregen dat ze dit jaar voor het eerst sinds jaren en onder begeleiding een week met haar kinderen op zomervakantie mag gaan. Dat lijkt een eenvoudig berichtje, maar betekent zowel voor de moeder als voor de begeleiding een enorme stap in de goede richting. Een lichtpuntje, zoals een andere begeleider Anne-Jan me eerder die middag vertelde dat hij met één van de bewoners drie plantjes had geplant in de tuin. Ook Anne Jan vertelde dat zoiets kleins voor de bewoner als voor hem zelf de dag had gemaakt.
Na een kopje koffie ga ik naar de woonkamer, waar de televisie wordt aangezet en Ajax een eerste wedstrijd tegen Juventus voetbalt. De bewoners komen bijna allemaal even langs, ieder op een eigen manier, om een praatje te maken. Sommige mensen zien er bijzonder uit, met tattoos en diepliggende, donkere ogen, maar als je even luistert en goed kijkt, hoef je niet bevreesd te zijn. Het zijn allemaal, stuk voor stuk, lieve mensen, onzeker, vluchtig, belangstellend en hartelijk. Voor het voetballen heeft eigenlijk niemand belangstelling. Een van de jongens zegt: “Ik begrijp het niet. Buiten spel. Terwijl je aan het spelen bent.”
In de rust zocht ik naar mijn kamer op; de volgende dag vroeg weer op. In mijn schrift noteer ik: “Je kunt over de zorg debatteren wat je wilt. Maar de kern is hoe je omgaat met de mensen die zorg nodig hebben. Tabbe en Valerie zijn zich zeer bewust hoe negatief de mensen in het dorp tegen hen en tegen de bewoners aankijken. Maar ze geven niet op want ook deze mensen hebben zorg en aandacht nodig, zeggen ze. Tabbe en Valerie doen dit werk, zonder aarzelen, met grote overgave. Hoe geweldig is dat…”