… Over aardbeien, zelfs voor Japan.

… Over aardbeien, zelfs voor Japan.

Horst aan de Maas is een grote gemeente ten noorden van Venlo, tussen de Maas en de Peel in de provincie Limburg. Het is samengesteld uit alleraardigste dorpen, land en tuinbouw en veeteelt zijn de belangrijkste economische activiteiten. Er wonen ruim 42.000 mensen. De streek was van oudsher een gebied met kleine gemengde boerenbedrijven: een woonhuis, en een stal met een paar varkens, een paar koeien, wat percelen weiland, aardappels en zeker ook asperges. Maar de wereld van de kleine boeren bedrijven en grote katholieke families is in één generatie veranderd. Er zijn alleen al 340 veehouderijen, waarvan 186 intensieve veeteeltbedrijven: geiten, nertsen, kippen, varkens, vleeskalkoenen en vleeskalven. Een derde van de champignons die in Nederland worden gekweekt komt hier vandaan en zeventig procent van alle rozen komen uit deze gemeente. Er wordt hier hard gewerkt, tegen de klippen op.

Tegelijkertijd hebben deze activiteiten voor het milieu, de natuur en de volksgezondheid enorme consequenties. Wet- en regelgeving vragen in toenemende mate veranderingen binnen de bedrijven, die bovendien worden versterkt door veranderde vraag op de wereldmarkt. Wat te doen? Enkele familiebedrijven hebben de koppen bij elkaar gestoken en een nieuw bedrijfsmodel ontwikkeld, het Nieuw Gemengd Bedrijf, waar kippen en varkens worden gekweekt en geslacht. Door verregaande schaalvergroting kunnen zij de milieulasten beperken, diertransporten stoppen en aan alle eisen van de Dierenbescherming voor dierenwelzijn voldoen. De mest wordt verwerkt in een eigen bio energiecentrale, die warmte en elektriciteit levert aan de omgeving. Het gevolg is straks een bedrijf van 1,3 miljoen kippen en 33.500 varkens, onder één dak. De kippen worden in het bedrijf geslacht. Door de enorme vleesproductie van kippen en varkens kan de kostprijs laag blijven en kan worden geconcurreerd met vleesproducenten uit Azië en de Verenigde Staten, die hun producten hier ook op de markt brengen. Vanzelfsprekend is uitgebreid geprotesteerd en geprocedeerd tegen deze ontwikkeling; ook de Tweede Kamer werd de ontwikkeling van het bedrijf besproken. Uiteindelijk heeft de Raad van State groen licht heeft gegeven en is met de bouw van dit Nieuwe Gemengd Bedrijf begonnen. Het familiebedrijf levert voor 64 mensen een full time baan op, veelal op MBO niveau. Om de start van het bedrijf mogelijk te maken zijn eerder vier intensieve veeteelt bedrijven gesloten.

Innovatieve ontwikkelingen in Horst aan de Maas bieden een inzicht in welke richting de landbouwsector zich in de toekomst zal ontwikkelen. Schaalvergroting, digitalisering en massa consumptie vormen de driehoek waarop de wetenschap (Universiteit Wageningen) overheid en bedrijfsleven elkaar hebben gevonden. Maar passen in die driehoek ook de mensen en de dieren?


Iedere ochtend, voor dag en dauw, rijden arbeidsmigranten naar hun werk; auto’s met nummerplaten uit Roemenië, Bulgarije en Polen, uit Nederland en België. Met honderdduizenden doen zij vooralsnog het eenvoudige handwerk, in kassen, fabrieken, slachterijen, op velden en bouwplaatsen, langs het spoor, of langs de weg. Om zes uur begint de werkdag voor deze mensen, weer of geen weer.
Op een geleende fiets rijd ik in die vroege uren door de velden naar de aardbeienkas van Rob en Karlijn van Enkevort, in Kronenberg. Het is nog stil; de dauw ligt nog als de deken van de zomernacht over de doorgeschoten asperges. De zon komt op; het wordt een nieuwe droge zomerse dag en het is doodstil. Wanneer ik een onverhard pad in sla, een kapelletje passeer en een drooggevallen beek, hoor ik het ochtendlied van een merel.
Bij de aardbeienkas zet ik mijn fiets op slot en bel aan. De poort van de kas wordt geopend door Mariusz; hij neemt me mee en introduceert me bij de ploeg van plukkers, veelal Poolse vrouwen, maar ook Bulgaarse en Roemeense vrouwen, en vijf mannen. In de kas weerklinkt een Pools radiostation, die vrolijke muziek laat horen. Mariusz ook uit Polen, is de ploegleider. Hij is 47 jaar, spreekt goed Nederlands en werkt al sinds 1998 in ons land. De eerste jaren tot 2003, notabene illegaal; tot driemaal werd hij door de politie opgepakt en uitgezet. Maar toen Polen lid werd van de Europese Unie en het vrij verkeer van werknemers geregeld werd, kon hij hier officieel aan de slag Intussen woont hij, samen met zijn vrouw en twee dochters, al jaren in de onmiddellijke omgeving in een huurwoning.
Mariusz organiseert het werk in de kas; met zijn Poolse collega’s spreekt hij vanzelfsprekend Pools; met de Roemenen en Bulgaren is het handen en voetenwerk, met hier en daar een enkel woord ter verduidelijking. Hij leidt me rond in de kas, waar de tempratuur en vochtigheid aangenaam is. De planten groeien op halfhoge stellingen, gevuld met substraat. Alles wordt gecontroleerd door sensoren en computers, het licht, de (lucht)vochtigheid, de planten, de bodem. In de kas zorgen hommels voor de bestuiving van de planten, worden spint en witte schimmel met een plakstrip bestreden en is ook de grijze kwikstaart in de kas actief om het biologisch evenwicht te handhaven.
De plukkers hebben in de kas verschillende opdrachten. Zij duwen een tafel op wielen voort, waarop aardbeienbakjes zijn geplaatst. Maar niet alle aardbeien gaan in dezelfde bakjes. Voor Japan, waar ook naar toe wordt geëxporteerd, gaan heel bijzondere aardbeien in speciaal voorgevormde bakken. Die voor Japan bestemde aardbeien bijvoorbeeld zijn allemaal even groot, en liefst van boven nog onrijp. Ze lijken meer op Belgisch marsepein, dan op fruit. “maar zo willen de Japanners het hebben,” verklaart Mariusz. “Zij gebruiken de aardbeien als versiering op gebakjes, of ze worden per stuk verkocht als een bijzonder cadeautje.” Gewone aardbeien gaan in kartonnen, blauwe of zwarte bakjes, en worden verkocht in het naburige Duitsland, in België, Frankrijk of Scandinavië.
Aan de vooravond van de zomer is de piek van het aardbeienseizoen in deze kas eigenlijk al weer voorbij. Mariusz: “Wij brengen het grootste deel van de oogst in april en mei op de markt, net voor het traditionele seizoen. Dan liggen de prijzen hoger. Later in het jaar, hebben we een tweede piek in de oogst.”


Later die ochtend ontmoet ik de jonge Rob van Enckevort (32) en zijn vrouw Karlijn. Zij zijn eigenaar van de kas, en hebben nog een tweede complex, enkele kilometers verderop, in America. Rob glimlacht wanneer ik hem naar de bijzondere aardbeien voor Japan vraag. “Je moet weten, “zegt hij, “dat Japanners als de dood zijn voor leven op de aardbei. Voor hun kan het niet genoeg bespoten zijn. Hoe meer, hoe liever. Maar ja, dat willen wij niet. Zo produceren wij geen aardbeien. De inzet van ons bedrijf is juist om zo min mogelijk te spuiten. De witte vlieg en spint zijn hardnekkige stoorzenders in de aardbeien, maar er zijn andere insecten die deze plagen juist weer onder controle houden. Om tegemoet te komen aan de eisen van de Japanners worden onze aardbeien driedubbel gecontroleerd. Tweemaal door de NVWA hier, en eenmaal in Japan. Ze zijn daar niet gewend aan fruit. Japanners leven van vis, rijst en wat groente. Zo zie je welke verschillen er bestaan in de wereld.”
Rob en Karlijn zijn niet zomaar met aardbeien begonnen. De opa en oma van Rob , die opgroeide op een klein, traditioneel boerenbedrijf, was de eerste die met 1000 aardbeienplanten begon, in de volle grond. Zijn ouders zetten het bedrijf voort, maar onder glas, één hectare, ook in de volle grond. Na verloop van jaren wordt de grond uitgeput. Om die reden zocht Rob na zijn opleiding aan de HAS in den Bosch naar een andere weg. “Op school had ik al het idee om een eigen bedrijf te starten. Dus niet bij mijn vader meegroeien. Ik wilde zelfstandig aan de slag. Via een mijn oude stage-baas, die zelf geen opvolger had, kreeg ik de kans om de kas in America over te nemen. Vanaf het begin wilde ik op substraat aardbeien gaan kweken. Maar dat heb je heus niet zomaar onder de knie. Aardbeiplanten weten heel goed zelf wat ze willen. We monitoren alles elke week en nog steeds doorgronden we niet het gehele proces. Ik vermoed dat het me nog tien jaar kost om een volkomen biologisch evenwicht in de kas te hebben. Ik wil onder geen beding in een situatie terecht komen, zoals die kippenboeren met de fiponil. Mocht er een ramp gebeuren bij aardbeienkwekers, dan wil ik met documenten kunnen laten zien, dat wij schoon zijn. Eerlijk, en schoon. Dat is ons doel.”

Karlijn werkte tot voor enkele jaren in de zorg als verpleegkundige en bewegingsagoog. Ze kreeg daar steeds kortlopende en wisselende contracten; het bood geen enkel perspectief, geen enkele zekerheid. Samen met Rob heeft ze lang gesproken over haar en hun beider toekomst. Omdat het werk in de kas is gebaat bij een vaste ploeg medewerkers en zij goede arbeidsomstandigheden willen bieden, hebben ze besloten dat ze een eigen detacheringskantoor hebben opgericht. Voor werknemers zijn ze een betrouwbare baas, die het hele jaar door werk kan bieden, en zorgt voor fatsoenlijke contracten en verzekeringen. “je wilt mensen zekerheid kunnen bieden en een fatsoenlijk bestaan. We hebben veel vrouwen die drie, vier maanden hier werken om thuis het gezin te kunnen onderhouden en hun kinderen te kunnen laten studeren. Dan zijn ze zolang van huis; stel je voor wat dat betekent. Dus, het moet goed geregeld zijn. Weet je, er was hier een Roemeense moeder aangekomen; op de eerste dag viel ze lelijk en bezeerde haar pols. Ze had echt pijn, dat kon je zien. Maar wuifde hulp weg. De volgende dag wuifde ze nog steeds elke zorg weg. Waarom? Het bleek dat ze veronderstelde dat ze voor medische zorg zelf moest betalen. We hebben haar duidelijk gemaakt dat dat hier niet zo is geregeld, maar dat ze verzekerd is voor medische zorg en het dus niks kost. Nou, het bleek al gauw dat haar pols was gebroken; die werd gezet en kwam in de ziektewet, zoals het hoort. Toch kwam ze hier naar de kas, gewoon om hier te zijn en te helpen. Thuis stil zitten wilde ze niet.”

Arbeidsmigranten die voor korte periodes hier werken, krijgen volgens de cao het minimum loon; wie langdurige contracten aangaat, verdient ook volgens de cao meer. Nederlanders zijn sinds de eeuwwisseling niet meer te vinden, om dit eenvoudige maar aangename werk te doen.
Tijdens de lunch zit ik aan tafel met ongeveer vijftien Poolse vrouwen, jong en oud door elkaar. Een enkeling spreekt enkele woorden Engels; de anderen zijn stil, of zeggen iets in het Pools. Ik begrijp dat sommige vrouwen hun kinderen thuis hebben; meerdere jonge vrouwen hebben een goede opleiding gedaan in Polen, maar vinden hier werk èn een hoger loon. Het liefst zou ik langer met hen praten, maar het werk roept hen al gauw weer terug en ik vervolg mijn tocht.