Onderweg in Drenthe….of hoe het moet en hoe het kan…

Onderweg in Drenthe….of hoe het moet en hoe het kan…

“Kom naar Drenthe. Wij hebben een optimistisch verhaal te vertellen,” zei wethouder Dennis Bouwman uit Beilen me door de telefoon. “We laten hier jaar in, jaar uit zien, dat ondanks alle bezuinigingen, een hoopvol en sociaal beleid mogelijk is. Als je het maar wilt.” Daarop ben ik van mijn route afgeweken en met de trein naar Drenthe gereisd. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik deze maand daarom weinig heb gefietst. Na Drenthe bezocht ik het Rathenau Instituut in den Haag, sprak met vooraanstaande denkers over de toekomst van plattelandsdorpen, met riviervissers in Hardinxveld Giessendam, de Drentse historicus Rudolf Bosch in Tilburg en bezocht een tragische afdelingsvergadering van de PvdA in de dunst bevolkte gemeente van Nederland. Is er nog toekomst voor de lokale sociaaldemocratie en hoe dan?

De ambtenaren.

Mijn tocht begin in het gemeentehuis van Midden Drenthe. Daar ontmoette ik verschillende ambtenaren, at tussen hen in de gemeentelijke bedrijfskantine en reisde met hen kriskras door de omgeving, en naar Coevorden. Het waren steeds ten zeerste betrokken en deskundige mensen die ik sprak. Onafhankelijk van elkaar vertelden ze dat de kern van de samenleving in deze gemeente de sociale binding was en is. Ondanks bezuinigingen en marktwerking hebben christendemocraten en sociaaldemocraten er gezamenlijk voor gewaakt dat de zachte kant van het beleid werd en wordt beschermd. “Het sociaal beleid is hier nooit verzwakt,” vertelde een ervaren ambtenaar, die in de loop der jaren tal van functies bij de gemeente heeft bekleed. De thuiszorg is niet afgebouwd, maar op peil gebleven en waar nodig versterkt. Dat past precies in het preventiebeleid van de gemeente; zorg voorkomen is beter dan genezen, hoorde ik.

Het tweede element wat de ambtenaren verschillend van elkaar vertelden is dat gemeenschapszin het karakter en de identiteit van de samenleving bepaalt. Draagvlak bij burgers is derhalve een voorwaarde voor ontwikkelingen in de 22 verschillende dorpen en drie grotere kernen in de grote gemeente. De verbindingen tussen het gemeentebestuur, de dorpsbesturen en de burgers zijn open, direct en goed georganiseerd. Welzijnswerk is op orde en ondersteunt burgers waar het kan en nodig is.

De bewoners.

De gemeente heeft drie grotere kernen (Beilen, Westerbork en Smilde) en 22 dorpen verspreid over een groot grondgebied in het hart van de provincie.
Willem Tanis, voorzitter van het overleg van de 22 dorpen in de gemeente, zegt het zo: “Er is bij de gemeente altijd een luisterend oor; de verbindingen zijn snel gelegd, ieder heeft zijn eigen plaats en kent zijn eigen rol. Er is in de dorpen een enorme vitaliteit en ieder dorp heeft een eigen identiteit. Het uitgangspunt bij alles wat we doen is altijd: draagvlak bij de inwoners.”

Willem Tanis, geboren en getogen in Dirksland op Goeree Overflakkee en pas na zijn pensioenring bij het ministerie van Defensie, in Drenthe neergestreken, werd door die samenhang en daadkracht aangenaam verrast toen hij zich 13 jaar geleden hier vestigde. “De vitaliteit in de verschillende dorpen is bijzonder. Er is altijd iets te doen en mensen zijn gewend om samen de mouwen op te stropen en aan de slag te gaan. Toen de grote providers geen glasvezel wilden aanleggen buiten de drie grote kernen van de gemeente, hebben we met de dorpen een coöperatie opgericht en een lening van de gemeente gekregen. Daarmee zijn we zelf aan de slag gegaan en hebben zelf een glasvezelnetwerk aangelegd van 375 kilometer lang. Bij alles wat we doen gaan we steeds uit van de kracht van de dorpen zelf. Wat willen we? Wat kunnen we zelf?” Altijd geldt: we vertrekken van de basis, niet van bovenaf.”

Vanuit diezelfde gedachte werd in het jongste ontginningsdorp van de gemeente, Witteveen (ontstaan in 1926) de problematiek van vergrijzing en krimp aangepakt. De bewoners hier zagen de problemen op zich afkomen: ouderen worden steeds ouder, blijven langer in het eigen huis wonen en voor jongeren trekken weg naar de stedelijke regio’s. Die ontwikkeling betekent dat voorzieningen zoals basisscholen kleiner worden en door schoolbestuurders worden gesloten. Roos Glastra en Liesbeth Langen van het Dorpsbelang wilden die ellende voor zijn en namen het initiatief om met de inwoners van Witteveen en de omringende dorpen te overleggen over de vraag of en welke voorzieningen ze gezamenlijk overeind zouden kunnen houden. Uit dit brede dorpen overleg kwam het besluit om in het ene dorp een school te behouden en in het andere dorp, Witteveen, de peuteropvang.  Ook de voetbalclub bleef op het dorp.
Roos Glastra, voor de liefde naar Drenthe gekomen, maar een echte Hagenees afkomstig uit een rode PvdA familie ( “ik ben erfelijk belast met politiek”), tref ik thuis, kort na een operatie in het ziekenhuis. Liesbeth, geboren en getogen in Drenthe, ontmoet ik daarna in het voormalige schoolgebouw en intussen in gebruik als multifunctioneel dorpshuis de Tille.
“Dit is een dorp van doeners; we sluiten bij onze initiatieven aan bij de talenten en wensen van de bewoners,” vertellen beiden. In het oude schoolgebouw werd na een verbouwing (door de bewoners) de kinderopvang gerealiseerd. Dat bleek een succesformule. Juist door die voorziening kwamen jonge ouders naar het dorp.
Een ander opmerkelijk initiatief is Naoberkracht Witteveen. Daarop zijn Roos en Liesbeth misschien nog wel het meest trots… Hoe zorg je er voor dat er geen schotten bestaan tussen wonen, welzijn en zorg? Daarover hebben ze goed nagedacht en een plan ontwikkelt, waarvoor ze een landelijke prijs en zelfs Europese erkenning hebben gekregen. Twee vrouwen uit het dorp, die in contact staan met de wijkverpleging, zijn bij alle gezinnen langs geweest en hebben heel simpel aan de keukentafel met hen gepraat, wat hun kwaliteiten en talenten zijn, of en welke hulp nodig is, of geboden kan worden. Zo zijn ieders wensen en mogelijkheden in kaart gebracht, en waar mogelijk aan elkaar gekoppeld. Het hele project is zo opgezet en uitgewerkt dat het ook elders overgenomen kan worden. Op die manier wordt niet alleen de leefbaarheid verbeterd en onderhouden, maar worden zorgvragen in een vroeg stadium gesignaleerd en opgevangen. Bovendien is preventie een sleutel om zwaardere zorg te kunnen voorkomen.

Wethouder Dennis Bouwman is er bij wanneer Liesbeth Langen ons de Tille met de kinderopvang laat zien, het kantoortje van Naoberkracht, het gymnastieklokaal, het dorpscafé en het dorpshuis. Maar onder het hele project is een bom gelegd door een schoolbestuurder. Deze heeft niets te maken, meent hij, met de eerder gemaakte opzet door de bewoners van de verschillende dorpen. Hij heeft eerst de kinderopvang overgenomen; de angst is groot dat hij de opvang gaat sluiten om het onder te brengen in een nieuw te bouwen “integraal kind centrum”, elders. Hij is al bij de gemeente langs geweest en heeft daar zijn plannen voor toekomstige huisvesting toegelicht. Met ingehouden woede wordt er door Roos en Liesbeth over de schoolbestuurder gesproken. Maar de tragiek is dat de dorpsbestuurders geen klap te zeggen hebben over het onderwijs. Een schoolbestuurder is eigen baas en heeft nu eenmaal alle macht in handen. Maar wethouder Dennis Bouwman is glashelder. “Ik heb hem duidelijk gemaakt dat hij niet op ons hoeft te rekenen. Onderwijs is zijn verantwoordelijkheid, maar leefbaarheid is die van het gemeentebestuur.”

De wethouders.

Joop Brink (links; Dennis Bouwman rechts)

Twee wethouders. Ze wandelen naast elkaar in de richting van het stadhuis van Coevorden, een oudere kleine man, Joop Brink wethouder in Coevorden en mijn gastheer, de grote, jongere Dennis Bouwman dragen beiden een halflange winterjas; Dennis heeft een sjofel geknoopte riem om; Joop spreekt zacht en heeft zijn handen in zijn zakken. Ze hebben het over de zorgsector en vertrouwen elkaar. De een leert van de ander en zo wordt bestuurlijke ervaring over gedragen. Wat leerde de een van de ander?
Samen met zijn verantwoordelijk ambtenaar wil Dennis Bouwman in Coevorden van zijn oudere collega en partijgenoot Joop Brink weten wat het bijzondere is van het gezondheidscentrum wat in het voormalige kantoor van het Waterschap in Coevorden is gevestigd. Wethouder Joop Brink, op zijn beurt ook geflankeerd door ambtenaren, neemt ons mee naar dat voormalige Waterschapkantoor, een kleine wandeling door het centrum van de oude stad in het zuidoosten van de provincie.
Joop Brink is een ervaren bestuurder; hij kent de zorgsector en de ouderen zorg van binnen uit en weet precies wie welke belangen heeft en welke kant op wil. Zo wist hij van de zorgen van huisartsen, die moeilijk opvolgers kunnen vinden, en met onroerend goed zitten waar ze niet vanaf kunnen. Ziekenhuizen zullen in de toekomst meer eenvoudige behandelingen afstaan aan de huisartsen; specialisten en huisartsen zullen meer en intensiever gaan samenwerken. De gemeente heeft ook belangen als het gaat om de zorg; de WMO kosten kunnen worden gedrukt door zoveel als mogelijk een gezonde leefstijl na te streven. Preventie is derhalve een sleutelwoord. De sociaaldemocratische wethouder heeft daarom belang bij goede samenwerking van alle partijen en niet bij een zorgsector waar eigen belang en marktwerking voorop staan.

Toen het kantoor van het waterschap vrij kwam, bracht Joop Brink alle partijen bij elkaar, de huisartsen, de ziekenhuisbestuurder, de ouderenzorg, thuiszorg, zorgverzekeraars. Het voortouw van die gesprekken werd genomen door twee artsen, huisarts Jan Willem Ek en cardioloog en ziekenhuisbestuurder Refik Kaplan. De artsen hadden inhoudelijk al snel een idee hoe en waarom zij de zorg anders en beter wilden organiseren. Dat leidde er toe dat het kantoor van het waterschap werd aangekocht en omgetoverd tot een gezondheidscentrum, de Veltstroom. Daar heeft het ziekenhuis uit Hardenberg een polikliniek gevestigd, hebben alle huisartsen van Coevorden onderdak gevonden, een apotheek, een diëtist, bloedprikpost, maatschappelijk werk, thuiszorg, oefentherapeut, etc.
Huisarts Jan Willem Ek en zijn collega cardioloog en ziekenhuisbestuurder Refik Kaplan wachten ons op bij de ingang van de Veltstroom. Even later, in een grote vergaderzaal, zegt de cardioloog en ziekenhuisbestuur Refik Kaplan zegt: “Ik ben een liberaal, laat dat voorop staan, maar daaraan vooraf gaat dit. Als arts heb ik een eed afgelegd om mensen beter te maken, niet om de marktwerking te dienen.” Jan Willem Ek valt hem bij: “We willen zorgen dat de mensen in deze regio gezond worden. Dat is ieders inzet. We hebben eerst een gemeenschappelijk doel vast gesteld, niet alleen alle huisartsen, maar alle partners, van het ziekenhuis tot de thuiszorg. En die hebben allemaal een plaats gevonden in dit gebouw. Doordat er veel disciplines in het gebouw gevestigd zijn, zijn er korte lijnen. Dit ondersteunt het uitvoeren van de plannen die er liggen”

Dat is niet vanzelfsprekend. Het zorgsysteem in Nederland is niet gericht op het voorkomen van gezondheidsproblemen. “Wij worden afgerekend op wat we produceren,” vertelt Refik Kaplan, “niet op wat we voorkomen. Meer nog, we worden nu bestraft, wanneer we besparen.” Jan Willem Ek onderstreept de woorden van zijn collega. “In 2005 is deze manier van bekostigen ingevoerd. Het is een pervers systeem. We proberen hier echt iets bijzonders te doen, door samen te werken en een omslag in het denken te bewerkstelligen. Maar het systeem verbiedt dat eigenlijk.”
Beide artsen benadrukken dat de technologische en medische ontwikkeling van de zorg onverminderd doorgaat en alleen maar betaalbaar kan blijven, wanneer het ieders inzet is om de gezondheid van iedereen in de regio te verbeteren. Dat betekent, leggen de artsen en de wethouder uit, dat je nu vijftien tot twintig jaar vooruit moet denken. Je moet kinderen leren dat je gezond moet eten, dat je voldoende moet bewegen…Je moet ouderen in beweging krijgen en uit een isolement. Van belang is ook dat zowel inwoner als hulpverlener zich realiseren dat gezondheid meer is dan het ontbreken van ziekte. Vaak moeten eerst andere problemen (eenzaamheid, veiligheid, schulden, etc) overwonnen worden voordat er ruimte komt om aandacht te besteden aan bijvoorbeeld goed eten en bewegen. Zorgverzekeraars hebben evenwel andere opdrachten en andere belangen. Het kost de grootste moeite om hen op dit spoor te krijgen, zeggen de betrokkenen.

De Postbode en de historicus.

Dennis Bouwman haalt me in de avonduren op bij het hotel in Westerbork en we rijden naar Koekange. Daar woont Rudolf Bosch, een jonge historicus die tot veler verbazing een vrijwel onverkiesbare plaats kreeg op de lijst voor de statenverkiezingen in Drenthe. Was hij te voor sommigen te kritisch? Onderweg vertelt Dennis over zijn engagement om in zijn gemeente ook een cultuurbeleid te ontwikkelen en culturele activiteiten mogelijk te maken. “Dat is hier op het Drentse platteland niet vanzelfsprekend. Ook voor ons thuis was de drempel van een theater hoog. De eerste keer dat ik naar het theater ging, was dankzij school, en met onze ouders. Het was voor hun ook de eerste keer dat zij naar een theater gingen. Ik wil dat alle kinderen en hun ouders en grootouders de komende jaren met kunst en cultuur in contact kunnen komen. Zonder specifieke aandacht gebeurt dat niet.”

Rudolf Bosch woont in Koekange, een dorp in het zuid westen van Drenthe. met zijn vrouw en kinderen. Onlangs promoveerde hij in Groningen; het proefschrift verschijnt binnenkort in een publieksversie bij uitgeverij Verloren. Dat is de moeite waard; het laat zien wat er gebeurt wanneer de concentratie van macht wordt opgeschaald en de lasten daarvan worden neergelegd bij het volk, dat daar vervolgens niets voor terugkrijgt. Gele Hesjes, ook in de late Middeleeuwen… Maar daarover in een volgende aflevering meer. Nu spreken we eerst uren over de toestand in de PvdA, over verloren aanhang en waar het mis is gegaan en hoe het allemaal weer beter zal worden. Rudolf’s familiegeschiedenis is nauw verbonden met de sociaaldemocratie. De twee zonen van dagloners in Noordoost Groningen, Harm en Jan Tuin waren directe familieleden, via zijn over grootvader. Harm Tuin werd burgemeester van Finsterwolde, en zijn jongere broer Jan, onderwijzer werd zelfs Tweede Kamerlid en later burgemeester van Groningen. “Mijn opa was landarbeider; mijn vader de eerste uit onze familie die kon studeren,” vertelt Rudolph, trots. “Maar het belangrijkste van die geschiedenis is, is dat we de kern van onze beweging verder zetten, dat we weten waarvoor, waarom en voor wie we er moeten zijn. En ik denk eerlijk gezegd dat we dat uit het oog verloren zijn, de voorbije decennia.”

Maar daarover, als gezegd, in een volgende aflevering meer. Op de terugweg hoor ik dat één van de meest markante PvdA-ers in dit gebied, de postbode van Westerbork, Jan Beugel net geopereerd is. De volgende ochtend, voor vertrek naar Zeeland, zoek ik hem op. Jan is weer op de been, dat wel. En het gaat hem weer wat beter. “En wat ook heerlijk is, “zegt hij aan de keukentafel, “is dat ik gestopt ben met de krantenwijk. Want die deed ik voor ik de post rond bracht, eerst de Post nl en daarna Sandd. We kunnen nu uitslapen tot half acht. Dat is een luxe hoor.” Smakelijk vertelt hij over die keer dat hij met Lodewijk Asscher op campagne was in het verzorgingstehuis… “Kwamen we een kamer binnen…en vroegen we of ze wisten wie er binnen kwam… Nou, die ene meneer kennen we niet maar die andere wel, dat is de postbode”, lacht Jan Beugel uitbundig. Jarenlang zorgde met zijn voorkeursstemmen voor twee zetels in de raad. Ondanks de electorale kracht van stemmentrekker- volksvertegenwoordiger Jan Beugel verloor de PvdA ditmaal twee zetels bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen maar bleef toch de grootste partij in de raad. Wanneer we afscheid nemen, zegt Jan Beugel, dat dit toch zijn grootste zorg is: wie neemt het stokje over?

Maar laat deze vraag doorklinken in een volgend verhaal; in de trein terug naar Zeeland noteer ik hoe alleen nog hoe anders de sociaaldemocratie kleurt wanneer je je met een andere, open houding, opstelt in plaats vanuit een geïsoleerde bestuurderscultuur. Dan krijg je inderdaad een ander, een meer optimistisch sociaaldemocratisch verhaal over hoe het kan.

rpt

Kats, 11 februari 2019.